Hoe verplaatsen ventilatoren lucht

Bij pneumatische transport toepassingen waar ventilatoren worden gebruikt, hebben deze vaak een plat bladtype. Ze worden vooral toegepast bij Vliegtransport op korte afstand. Waar de kans op blokkering van de lijn klein is en de toevoer van product niet veel varieert. Ventilatoren worden zowel bij blaas- als zuigtransporten toegepast. Daarnaast worden ze toegepast bij gecombineerde zuig-blaassystemen; ook wel closed loop systemen genoemd. Hierbij is het zelfs mogelijk om lichte niet-abrasieve materialen door de ventilator te transporteren. Bij deze wijze van pneumatisch transport moet wel goed onderzocht worden of het product niet gaat aangroeien op de ventilatorbladen. Dit heeft zowel negatieve impact op de capaciteit van het systeem, de levensduur van de ventilator als het energieverbruik van het systeem. Ventilatoren zijn niet geschikt voor gebruik onder hogere druk en voor zware toepassingen. Dit komt omdat hun bedrijfskenmerken over het algemeen niet bevredigend zijn voor deze taak of toepassing. De draaisnelheid van de ventilator moet zo laag mogelijk zijn. Een hogere snelheid heeft invloed op slijtage van het systeem. Het is optimaal om een ventilator te kiezen met een kritische snelheid heeft die minimaal 1,5 keer zo groot is als de snelheid waarmee het pneumatisch transportsysteem operationeel draait. 

Het grootste probleem met ventilatoren is dat het luchtdebiet erg afhankelijk is van het drukverlies in de transportleiding. Het constante toerental-kenmerk heeft de neiging af te vlakken bij hoge werkdruk. Stel dat de luchtsnelheid in een Vliegtransport 20 m/s is, dan duurt het slechts 2,5 seconde voordat de lucht door de volledige lengte van de pijpleiding is bij een 50 meter lange pijpleiding. Een korte stijging van de toevoer van product kan daarom heel snel effect hebben op de vereiste druk. Als de transportluchtsnelheid daardoor onder de minimumwaarde komt, zal het product neerslaan in de leiding waardoor deze in zeer korte tijd verstopt raakt.